Kees Hoekert, vader van de Nederwiet en oprichter Lowlands Weed Company, overleden

Op de laatste dag van 2017 overleed Kees Hoekert, oprichter van de legendarische Lowlands Weed Company, op 88-jarige leeftijd. In een fraai portret van deze unieke figuur schreef Weckels in 2002 in Highlife Magazine: ‘Een wietpionier als Kees Hoekert, ook wel vader van de Nederwiet genoemd, verdient groot respect. Mede door hem is het uiteindelijke gedoogbeleid tot stand gekomen en is Nederland uitgegroeid tot de nummer 1 van de wereld, wat betreft het kweken van kwalitatief goede wiet.’

Lees onder de video het volledige artikel van Weckels: ‘Het leven van Kees Hoekert als wietpionier’.

Het onderstaande artikel verscheen in Highlife Magazine 1, 2002.

Het leven van Kees Hoekert als wietpionier

Door Weckels

Foto: www.keeshoekert.nl

Dit keer zal m’n artikel in het teken staan van het leven van een echte wietpionier, namelijk Kees Hoekert. In een eerder artikel was al een aantal zeer bekende kwekers van vroeger aan bod gekomen, maar ook Kees Hoekert was er vroeg bij. Over zijn leven als wietpionier en idealist omtrent het verbouwen van hennep is zoveel te vertellen, dat ik in dit artikel alle aandacht aan hem wil besteden. Ik begin dan bij de periode dat hij nog leraar was. Jaren later raakte hij verzeild in de boeiende wereld van de marihuanaplant en kon hij zijn vaardigheden als leraar gebruiken om duizenden, zo niet tienduizenden toeristen en belangstellenden te overtuigen van deze onschuldige, maar oh zo bijzondere plant. Mede door toedoen van Kees Hoekert is het gedoogbeleid van nu tot stand gekomen.

Kees groeide als kind op in Nunspeet, waar hij tot zijn negentiende bij zijn ouders woonde. Na zijn dienstjaren is hij nog een tijdje gemeenteambtenaar geweest in Nunspeet, maar dat was niet het beroep waar zijn passie lag. Als jonge schooljongen wist Kees namelijk al wat hij graag wilde worden. Het vak als leraar leek hem wel wat, aangezien het vertellen van verhalen en het handhaven van de orde (binnen de klas) hem wel redelijk goed af ging. Het duurde dan ook niet lang of Kees ging na zijn studie, zijn dienstjaren en zijn beroep als gemeenteambtenaar als leraar aan de slag op het Sint Nicolaas college in Amsterdam. Hij was toen ongeveer 23 jaar oud.

Foto: Avondlog.nl

Zijn interesse als leraar ging vooral uit naar de vakken geschiedenis en aardrijkskunde. Over de geschiedenis kon Kees uren lang vertellen. Als jong ventje vond hij niks interessanter dan spannende oorlogsverhalen, het ontstaan en de ontdekking van nieuwe werelddelen en alle andere vormen van het verleden te moeten leren. Daarbij vond hij dat de geschiedenis zich vaak herhaalt en dus kan je er je voordeel mee doen, als je alvast een idee hebt van wat er zou kunnen gebeuren. Naast zijn hoofdvak geschiedenis, ging zijn lof ook uit naar het vak aardrijkskunde. Dit had vooral te maken met de horizonkoorts die Kees al jaren lang bezighield. Niets leek hem mooier dan het maken van verre reizen, de gehele wereld rond. Weg uit de standaard, soms saaie levensvorm. Nieuwe dingen ontdekken, allerlei mensen ontmoeten en verschillende culturen leren kennen sprak hem wel aan.

Kees bleef nooit lang bij één school als leraar actief. Er was immers overal gebrek aan personeel en dus lagen de banen voor het oprapen. Bovendien was Kees altijd in voor iets nieuws en hield hij er niet van om jaren in hetzelfde gebouw en bij dezelfde mensen te moeten blijven. Mede daarom bleef Kees nooit lang bij dezelfde school werkzaam, maar heeft hij heel wat scholen bezocht. Zo heeft hij lesgegeven in Alkmaar, op de mulo in Harderwijk (hij was toen 25 jaar), op de lagere school in Hulshorst (vlakbij Harderwijk), op de lagere school in Beerzerveld (de Achterhoek) en op de mulo in Zutphen. Veel langer dan een maand of drie, vier bleef Kees eigenlijk nooit. Vaak had hij het dan wel weer gezien en zocht hij weer een nieuwe school. Toch had hij altijd erg veel plezier in het lesgeven en had hij wel eens het doel voor ogen om nog eens rector te worden. Dat is er echter nooit van gekomen.

Foto: Wernard Bruining

Doordat Kees tussentijds wel eens genoeg kreeg van het lesgeven, je moet er tenslotte ook eens tussenuit, en mede door zijn horizonkoorts trok hij tussen het lesgeven door er wel eens een tijdje op uit. Zo ging hij in 1953 naar Marokko, waar hij de plaats Tanger bezocht voor een periode van zo’n drie weken. Kees vond het een mooi land en ontmoette een hoop mensen, de meesten van hen vertelden hem echter ook dat hij als blanke de Kashba (het ommuurde centrum van de oude stad Tanger) maar het beste kon mijden. De kans was namelijk groot dat Kees daar als toerist overvallen zou kunnen worden. Helaas wisten de mensen die dat vertelden, helemaal niet hoe Kees in elkaar zat en het leek hem dan ook juist een avontuur om toch juist wel de Kashba te betreden.

Het duurde dan ook niet lang voordat Kees gewapend met rugzak en al de Kashba in trok, om zo te ontdekken wat er nu daadwerkelijk waar was van al die “indianenverhalen”. Na enige tijd door de wijk te hebben gelopen, het was er erg warm, besloot Kees om maar eens wat verkoeling te zoeken in een klein café dat hij verderop zag liggen. Eenmaal daar aangekomen geloofde Kees z’n ogen niet, er lagen en zaten overal mensen knetterstoned en high voor zich uit te kijken. Ze rookten een soort van groen poeder met allerlei soorten pijpjes. Kees was echter niet de enige die verbaasd in het rond keek, de aanwezige Marokkanen zagen niet vaak een blanke in hun wijk en dus waren ze ook wel nieuwsgierig naar Kees.

Man rookt sebsi, de traditionele Noord- Afrikaanse pijp voor kif

De barman kwam al snel naar Kees toe en nam zijn zware rugzak af en bood hem vervolgens wat te drinken aan. Kees verbaasde zich over de gastvrijheid en ging zitten. Hij maakte een praatje met de slechts enkele woorden Spaans die hij sprak en vroeg aan de barman of hij ook niet eens zo’n pijpje mocht proberen. De barman dacht er even over na en gaf Kees vervolgens ook een pijpje. Hij vertelde Kees dat het groene poeder Kif heette en dat het in Marokko veelvuldig werd gerookt. Kees nam, nieuwsgierig als hij was, een aantal flinke hijsen en moest behoorlijk hoesten. De aanwezige mensen moesten wel lachen, maar waren erg vriendelijk. Toen Kees aangaf dat hij het goed te roken vond, kreeg hij van de aanwezige mensen ook het een en ander aangeboden. Zo rookte hij zich de gehele middag suf en sukkelde zo ongeveer in slaap.

Toen Kees aan het einde van de middag weg wilde gaan vroeg hij of hij nog iets van de Kif kon kopen. De barman en aanwezigen vertelden dat zij niks verkochten om hem zo te beschermen. ‘Als wij jou iets verkopen, pakt de politie je hier meteen op!’, vertelde de barman in het Spaans aan Kees. Toeristen arresteren was tenslotte big business voor justitie. Wel kon Kees een pijpje van ze kopen, dat was zo ongeveer het enige wat de politie niet als strafbaar rekende. Kees kocht een pijpje en vroeg aan de barman of hij een ansichtkaart in het Arabisch naar z’n ouders wilde sturen, dat leek hem wel een leuk idee. De barman schreef voor Kees een ansichtkaart in het Arabisch en gaf dat aan Kees. Vervolgens stuurde Kees met alle goede bedoelingen het kaartje naar z’n ouders, niet wetende dat z’n moeder in huilen uit zou barsten. Ze dacht namelijk dat Kees omgekomen was, er stonden immers zulke rare tekens (Arabisch) op de ansichtkaart.

Het monsterboekje van Kees Hoekert (Foto: Keeshoekert.nl)

Kees heeft tijdens z’n leven ook nog zo’n drie jaar gevaren. De zeevaart sprak hem wel aan, op die manier reisde je de gehele wereld rond, kreeg je nog betaald ook en leerde je een hoop mensen kennen. De eerste keer dat Kees de zee op ging was in 1956. Zo voer hij op de Holland-Amerika lijn, en bezocht hij onder andere de stad New York maar liefst 31 keer. Het schip waarop Kees meevoer was een passagiersschip, zeg maar gerust een zeer luxe cruiseschip met vele duizenden, vaak rijke passagiers. De taak van Kees aan boord was eigenlijk niet veel bijzonders, maar de manier waarop hij het aanpakte maakte hem zo ongeveer ‘slapend rijk’. Kees ging namelijk mee als schoenpoetser en dat betekende dat hij ‘s nachts aan het werk moest.

Het nachtelijk werk bood Kees de mogelijkheid anderen voor hem te laten werken. Voordat hij namelijk aan boord ging, zorgde hij ervoor dat hij een zakcentje mee nam. Vervolgens ging hij de passagiers langs op zoek naar klanten, voor wie hij schoenen kon gaan poetsen. Dit lukte hem door zijn manier van verhalen vertellen heel aardig en het duurde dan ook niet lang of Kees had een leuke verzameling schoenen bij elkaar. Kees mocht de schoenen alleen ‘s nachts poetsen (zo waren de regels aan boord) en hij pikte de schoenen van de passagiers dan ook in de avonduren op, vervolgens ging Kees weer naar de huisdienst met het verhaal dat hij nog wel een mooi klusje voor ze had. De mensen van de huisdienst, eigenlijk de schoonmakers van nu, boenden zich dan de gehele nacht het lazeres, in ruil voor wat geld dat Kees ze betaalde. Tegen de ochtend pikte Kees de schoenen weer bij de huisdienst op en bracht ze terug naar de eigenaars. Dit waren gouden tijden voor Kees aangezien hij behoorlijk veel fooi kreeg van de passagiers en zo een klein fortuintje bij elkaar wist te scharrelen. Hij ontving immers de fooien voor de schoenen die hij zelf niet poetste!

Tijdens een van zijn laatste zeereizen leerde Kees de beroemde schrijver Jan de Hartog kennen. Jan reisde erg veel over de zee en schreef er ook veel boeken over. Kees kon goed met hem opschieten en vroeg Jan de oren van zijn hoofd over tal van onderwerpen. Ook Jan had immers aardig wat van de wereld gezien en Kees vertelde hem dat hij altijd nog eens in Rome of in Tokio wilde gaan wonen. Jan vertelde Kees dat hij veel beter in Parijs zou kunnen gaan wonen, aangezien hij daar veel meer te zien en te ontdekken had. Bovendien was de Franse taal ook zeer handig om te leren en als je die eenmaal beheerste kon je de gehele wereld afreizen, zo verzekerde Jan hem. Kees geloofde hem en besloot toen om voor een jaar naar Parijs te gaan (het was inmiddels 1958). In die tijd leerde Kees ook zijn latere vrouw kennen. Voordat het echter definitief wat werd tussen hen, besloot Kees eerst nog eens het avontuur op te zoeken in Scandinavië.

Foto: Keeshoekert.nl

Hier wilde Kees vooral naar toe om de middernachtzon eens te bekijken. Hij had hier het één en ander over gehoord en het leek hem wel interessant. Hij verbleef een maand of vier in Stockholm en later ook nog vijf maanden in Helsinki. Kees had eigenlijk nooit van tevoren een vast adres waar hij zijn vakantie wilde doorbrengen. Hij ging er altijd op de gok heen en zag wel waar het “schip zou strandden”. Hij maakte immers gemakkelijk contact en leerde zo een hoop mensen kennen. Kees wist elke nacht wel een slaapplaatsje te regelen en zo niet sloeg hij gerust een nachtje over (het was tenslotte de gehele nacht licht).

Nadat Kees ook hier zijn tijd had doorgebracht ging hij weer terug naar Parijs, om daar de vrouw van z’n dromen op te pikken. Kees wilde echter niet in Parijs blijven wonen, hij had inmiddels een beetje genoeg van de Franse mentaliteit, en stelde haar voor om in Nederland te komen wonen. Ze ging mee en ze besloten uiteindelijk om in Amsterdam te gaan wonen. Het was nu inmiddels 1960. Kees kocht een woonboot aan de Wittenburgergracht en daar woont hij tot op de dag van vandaag nog steeds. Een huis sprak hem niet zo aan en een woonboot vond hij bovendien veel avontuurlijker. “Hier is het eigenlijke gedoogbeleid begonnen”, vertelt Kees.

Z’n interesse voor de marihuanateelt moest echter nog beginnen. Kees was z’n avonturen in Marokko immers niet vergeten, rookte in de jaren ertussen nog wel eens een jointje, maar echt planten kweken was er toen nog niet van gekomen. Tot het moment dat Kees via een kennis, Paul Olivier, wat zaden kreeg. Ook bij de dierenwinkel kocht Kees wel eens een kilo hennepzaden. De planten die hieruit groeiden waren in die tijd natuurlijk niet van topkwaliteit en het kweken ermee was dan ook bepaald niet gemakkelijk. De eerste keer kweken liep dan ook op een fiasco uit. Als zondebok kreeg z’n vrouw nog wel eens de schuld, door haar geschreeuw stierven de planten tenslotte, vond Kees.

Foto: Cor Jaring

Kees gaf zijn kweekavonturen echter niet zo maar op en bleef het dan ook veelvuldig proberen. Pas na een jaar of twee aanklooien, lukte het hem voor het eerst om een aantal goed uitziende planten te kweken. Kees kon zijn geluk niet op en volgens hem kwam het doordat de planten nu alle rust hadden om te groeien. De zomervakantie was namelijk begonnen en dan ging z’n vrouw altijd met de kinderen naar haar ouders in Parijs. Kees bleef thuis, hij had z’n buik vol van Parijs en vond het kweken ook vele malen interessanter.

De planten groeiden en groeiden maar en Kees had de smaak inmiddels te pakken en bleef maar hennepplanten zaaien. In elke bloembak of perk in de stad werden de zaden uitgezaaid, zelfs de bloembakken voor het politiebureau moesten eraan geloven. Het duurde dan ook niet lang of de woonboot van Kees zag er binnen de kortste keren uit als een grote, drijvende hennepplantage. Ook de omringende buurt begon aardig groen te kleuren. Kees was dan ook een groot voorstander van het vrijheid-blijheid principe, dus geen moeilijke toestanden als mesten en selecteren. “Je plant de hennepzaden gewoon in willekeurige volgorde op alle plaatsen waar dat mogelijk is en je zorgt ervoor dat er zoveel hennep groeit, zodat de commercie vanzelf buiten de deur wordt gehouden”.

de Volkskrant, 11 januari 1971

Kees was daarnaast vooral gefascineerd over de vele doeleinden waarvoor je de hennepplant kon gebruiken. Je kon er immers kleding van maken, de planten gebruiken als windkering en misschien nog wel het belangrijkste van alles; de gedroogde bloemtrossen roken of gebruiken voor wietthee. Dit waren voor Kees voldoende redenen om met de marihuanaplanten aan de slag te gaan en de plant te promoten. Bovendien vond hij dat het kweken van de oh zo bijzondere hennepplant het leven een stuk spannender maakte.

Deze voordelen zorgden er voor dat Kees alles op alles zette om de marihuanaplanten in ons land het liefst ook in alle omringende landen beroemd te maken. Vooral ook omdat hij al die jaren leraar was geweest vond Kees het een soort van roeping dat hij de inwoners van ons landje en daarbuiten de voordelen van hennep zou leren. Om dat te bereiken was het natuurlijk wel van belang eerst flink wat publiciteit te bereiken. Elke wietkweker weet als geen ander hoe gemakkelijk je in de publiciteit kan komen als je hennepplanten voor de marihuana teelt. Kees zorgde er dan ook regelmatig voor dat hij de krant haalde, om op die manier de marihuanaplant onder de aandacht te brengen. “Je moet zorgen dat je met de politie in aanraking komt, dan komt de publiciteit vanzelf”.

Dit lukte Kees aardig en hij haalde dan ook enorm veel publiciteit, zelfs tot ver buiten onze landsgrenzen volgden ze de werkzaamheden van Kees op de voet. Dit was ook precies de bedoeling, aangezien Kees de hennepplant binnen liefst de hele westerse wereld wilde promoten. Voorheen kwam de marihuana namelijk alleen uit de derde wereldlanden en Kees wilde hier zo snel mogelijk verandering in brengen, dit tot grote ergernis van justitie. Kees werd dan ook vaak mee naar het politiebureau genomen en hij moest ook regelmatig voorkomen. Toch had Kees daar helemaal geen moeite mee, omdat hij vond dat hij goed bezig was: namelijk het promoten van een onschuldige plant. Daarbij had hij het grote geluk dat hij een gymnasium opleiding achter de rug had, zodat de rechters en deskundigen hem misschien wat eerder serieus namen.

Les 1 van de ‘Lowland’s Weed Kompagnie’ (via Autonomedia)

“Marihuana is onkruid en komt dus altijd weer terug” en “Je kan het daarom ook niet verbieden” waren veel gebruikte zinnen van Kees tijdens zijn rechtszaken. Kees hoopte op die manier zijn gelijk te halen en misschien zelfs wel de deskundigen aan het twijfelen te krijgen. Bovendien had Kees nooit een advocaat ter beschikking en dus moest hij zich zelf verweren. Advocaten waren in de eerste plaats namelijk veel te duur, zeker wanneer je de ene rechtszaak na de andere aan je broek krijgt. Daarbij kwam nog dat zeker in die tijd er geen enkele advocaat was die meer over de marihuanaplant afwist dan Kees Hoekert zelf.

Kees was bij lange na niet onder de indruk van de rechters en de deskundigen en ging dan ook rustig door met zijn kweekpraktijken. Echter niet onopgemerkt want Kees en Jasper Grootveld werden steeds bekender in Amsterdam, in de rest van Nederland en zelfs ver daarbuiten. Jasper Grootveld was degene die Kees altijd hielp met het promoten van de marihuanaplant. Beiden hadden de Lowlands Weed Company opgericht, Kees als directeur en Jasper als adviseur. Op die manier werd Kees ook minder snel als crimineel gezien door justitie, aangezien hij als een soort van voorzitter (directeur) de Lowlands Weed Company bestuurde. De company was gevestigd op het dak van de woonboot van Kees, die recht tegenover het toenmalig politiebureau lag. In totaal heeft de Lowlands Weed Company zo’n 15 jaar bestaan.

Jasper Grootveld ging als goede vriend van Kees en als adviseur van de Lowlands Weed Company bij verschillende cafés in Amsterdam langs om te vertellen over de mogelijkheden van de hennepplant (vezels voor kleding, zeep, de zaden als voedsel en natuurlijk de wiet). Op die manier onderzocht Jasper of er een markt en interesse was voor de marihuanaplant en daarbij was het ook een handige methode om toeristen en dergelijke naar de woonboot van Kees Hoekert te verwijzen, om hem het promoten van de marihuanaplant nog wat gemakkelijker te maken.

Het Parool, 24 mei 1971

Niet veel later hoefde Kees nauwelijks meer actie te ondernemen, aangezien er dagelijks stapels post (buiten de dagvaardingen om) en toeristen naar de woonboot van Kees kwamen. Daarnaast werden Kees en Jasper ook nog geholpen doordat er vanaf 1971 dagelijks een bus, genaamd de Magic Bus, naar de woonboot van Kees kwam om daar hele horden toeristen uit te laten. De Magic Bus was een alternatieve tourbus die op routes kwam waar normale toeristenbussen niet komen. Door deze extra ondersteuning duurde het dan ook niet lang of er stonden gigantisch lange rijen toeristen bij Kees voor z’n woonboot. Het werd zelfs zo druk dat de politie het verkeer moest regelen. Vooral dit laatste vond Kees natuurlijk prachtig. “Degenen die eerst mijn planten van m’n woonboot weghaalden, staan nu het verkeer te regelen om de toeristen naar de planten op m’n woonboot te begeleiden!”.

Beeld: Keeshoekert.nl

Kees kon z’n geluk niet op en z’n instinct als leraar kwam hem prima van pas en hij vertelde dan ook honderduit over de vele voordelen van hennep, iets over de geschiedenis en over de kenmerken en eigenschappen van de marihuanaplant zelf. Wanneer Kees eenmaal was uitgesproken en de toeristen al hun vragen hadden gesteld, konden ze tot slot voor een habbekrats plantjes kopen bij Kees. Wanneer je uit het buitenland kwam mocht je maar liefst 23 plantjes kopen, de mensen uit de provincies in Nederland mochten er tien aanschaffen en de Amsterdammers zelf moesten zich tevreden stellen met vijf stuks. De Amsterdammers hoefden immers niet zo ver te reizen en voor de buitenlanders was het nu mogelijk om ook voor vrienden wat mee te kunnen nemen. De jonge zaailingen kosten slechts een gulden en dat maakte dat ze als ‘warme broodjes’ over de toonbank vlogen.

Om nog even terug te komen op de deskundigen, zo rond 1975 (inmiddels heel wat kweekjaartjes later) deed ene Toorenaar zich voor als de deskundige op het gebied van verdovende middelen. Hij werd door sommigen zelfs de ‘Keizer der verdovende middelen’ genoemd. Kees was wel nieuwsgierig naar deze zogenaamde deskundige en wilde graag een keer een gesprek met hem voeren. Nadat Kees, na veel moeite te hebben gedaan, eindelijk in contact kwam met de heer Toorenaar, spraken ze wat af en kon het gesprek over de marihuanaplant beginnen. Toorenaar voelde zich duidelijk niet op zijn gemak en vroeg aan Kees: “Meneer Hoekert, dat spul van u, zit daar nu ook tetrahydrocannabinol in?”. Kees wist natuurlijk dat Toorenaar THC bedoelde, maar zei dat dit in zijn wiet niet voorkwam. Toorenaar knikte aarzelend. Kees begreep vanaf dat moment dat deze deskundige helemaal geen verstand had van marihuana. In wiet zit immers altijd THC en Kees nam de deskundige dan ook niet serieus. Hij besloot dat verder praten geen zin had en ging weer naar huis.

Kees Hoekert in 2012 (Foto: Wernard Bruining)

Aangezien Kees rustig door bleef gaan met het promoten van de marihuanaplant, moest hij wel steeds nieuwe manieren bedenken om dit te bewerkstelligen. De methodes werden echter steeds origineler en zo heeft hij zelfs samen met vrienden uit Zweden vanuit een vliegtuig eens enkele kilo’s hennepzaad boven de Noordoostpolder uitgezaaid. Op die manier konden de hennepplantjes zich over ons landje verspreiden en misschien wel de interesse wekken van mensen die ze nog niet eerder hadden gezien.

Het promoten van de hennepplant had echter ook een keerzijde en het duurde dan ook niet lang of de Nederlandse overheid wilde ook meer te weten komen over de marihuanaplant en de daarbij eventueel horende drugsproblematiek. Minister van Agt besloot dan ook om in 1976 naar de Verenigde Staten af te reizen om zich daar te laten voorlichten over het Amerikaanse drugsbeleid. Kees walgde hiervan, aangezien de Verenigde Staten nummer 1 was op het gebied van de drugsproblematiek. Die Amerikanen voelden zich zelf wel heel deskundig, maar waren dat absoluut niet. Wanneer je je dan als Nederlandse overheid door de Amerikaanse overheid laat inlichten, leer je juist hoe het niet moet en creëer je dezelfde (drugs)problemen als die zich (nu nog) voordeden in Amerika, vond Kees.

De Nederlandse overheid dacht daar heel anders over en zij besloten dan ook om drie Amerikaanse agenten op de ambassade in Den Haag te huisvesten. Zij zouden ons land van dienst zijn in de vorm van adviseurs. De Nederlandse overheid vertelde ons dat we ons geen zorgen hoefden te maken omdat de Amerikaanse adviseurs geen opsporingsbevoegdheden zouden krijgen. Kees was daar laaiend over en vond het een laffe en listige streek van zowel de Nederlandse als de Amerikaanse overheid. Het kwam er namelijk op neer dat de Amerikaanse adviseurs konden doen en laten wat ze wilde, omdat ze zich niet aan de regels van een opsporingsbevoegde hoefden te houden.

Kees Hoekert in 2014 (Foto: Keeshoekert.nl)

Ondanks dat de Amerikanen aardig wat commotie omtrent de onschuldige marihuanaplant wisten te veroorzaken, zijn ze er gelukkig nooit in geslaagd de hennepplant uit te roeien. En tot op de dag van vandaag kan elke blower ongestoord zijn of haar jointje roken.

De kweekavonturen van Kees Hoekert zijn inmiddels wel wat afgenomen, maar dat is met zijn leeftijd van 72 jaar ook niet zo verwonderlijk. Het vertellen van mooie kweekverhalen en andere avonturen gaat hem echter nog bijzonder goed af.

Een wietpionier als Kees Hoekert, ook wel vader van de Nederwiet genoemd, verdient groot respect. Mede door hem is het uiteindelijke gedoogbeleid tot stand gekomen en is Nederland uitgegroeid tot de nummer 1 van de wereld, wat betreft het kweken van kwalitatief goede wiet. Ook Jasper Grootveld heeft hierbij een hele grote rol gespeeld. Dit artikel stond echter in het teken van Kees Hoekert en daarom kwam Jasper Grootveld dan ook maar sporadisch voor in het hele verhaal. Maar ook hij verdient grote roem en respect. Daarnaast zijn Kees Hoekert en Jasper Grootveld samen de grondleggers geweest van het tolerante imago van Nederland en de huidige cannabis toeristenindustrie.

Dank gaat uit naar iedereen die zijn of haar medewerking heeft verleend om dit artikel tot een succes te brengen en in het bijzonder naar Kees Hoekert.

Zie ook www.keeshoekert.nl

    Leave Your Comment

    Your email address will not be published.*